WAARDOOR WORDT JOUW LEVEN BESTUURD?

David Wilkerson (1931-2011)

Christenen leven tegenwoordig in een tijd van verlichting. De Heilige Geest heeft ons de krachtige betekenis onthuld van Jezus' werk aan het kruis en de bijzondere zegeningen die hieruit voortvloeien voor ons leven. Toch was er een tijd dat het prachtige werk van Christus uit de wereld verdween. Die periode stond bekend als de Middeleeuwen, omdat de betekenis van het kruis voor de ogen van de mensheid was verduisterd.

Preken in de Middeleeuwen concentreerden zich op Gods toorn en verdoemenis. Pausen en priesters predikten een evangelie van werken en de mensen verrichtten verschillende handelingen om vrede met God te vinden. Mensen wisten niets van de weldaden en zegeningen die beschikbaar waren door de overwinning van Christus op Golgotha.

Zelfs vandaag, met alle beschikbare leringen over dit onderwerp, begrijpt de meerderheid van christenen nog steeds niet veel van de belangrijke aspecten van Christus' werk voor ons en wat het betekent om "in Christus" te zijn. Feit is dat ‘in Christus zijn’ het enige fundament is waarop ware heiligheid en gerechtigheid kunnen worden gebouwd. Zonder deze basis zullen we op ons vlees vertrouwen om te proberen een vorm van heiligheid in onszelf te produceren. Maar ware heiligheid wordt alleen verkregen door de rijkdommen van God in Christus Jezus te kennen.

"Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven" (Titus 2:11-12).

Alleen Gods genade kan ons onderwijzen tot heiligheid. Geen goede werken kunnen die heiligheid voortbrengen!

Je bent in Christus als je je leven laat beheersen door de Schrift. Respecteer en vrees je Gods Woord? Kijk je dagelijks in de spiegel van de Bijbel om er door veranderd te worden? "Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn" (1 Johannes 2:5).