GEBEDEN IN GELOOF

David Wilkerson (1931-2011)

Gebed is de sleutel tot geestelijke groei, maar als we alleen voor onze persoonlijke opbouw en behoeften naar de troon gaan, zijn we egoïstisch. De Bijbel laat ons zien dat we niet mogen nalaten om serieus te bidden voor de behoeften van de mensen om ons heen en geeft ons voorbeelden van "nuttige gebeden" (zie 2 Korintiërs 1:11).

Mensen zeggen vaak: "Ik zal voor je bidden", en ze zullen één of twee keer bidden en dan snel de behoefte van de ander vergeten. Een ware gebedsondersteuner, is iemand die voor de behoeften van anderen bidt en dat zonder ophouden. Hij bidt niet één keer voor hen en stopt dan met bidden. Nee, hij bemiddelt dagelijks.

Je gebeden hoeven niet lang te zijn. Geef eenvoudig je verzoek door en vertrouw erop dat God je hoort.

Dit werd mij een keer geïllustreerd toen ik ziek in bed lag. Eén van mijn kleinzonen kwam binnen en kondigde aan: "Papa, ik zal voor je bidden." Mijn kleine helper legde zijn hand op mijn hoofd en bad: "Jezus, geeft u hem volledige genezing."

Ik glimlachte en bedankte hem voor het bidden. Maar hij bleef maar naar me kijken. Eindelijk zei hij: "U bent genezen, sta op!" Dus ik stond op - en ik genas. Zijn gelovige gebed bracht me op de been.

Machtige bevrijdingen vinden plaats, wanneer Gods heiligen hem ijverig zoeken met kinderlijk geloof voor de behoeften van anderen. We kunnen naar de Schrift kijken en zien hoe God krachtig heeft gewerkt als resultaat op het gebed. We mogen bemoedigd worden om te ondersteunen in de gebeden. Zie hoe Paulus hier een aangrijpend getuigenis van geeft:

"Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt. Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost, en Hij verlost ons nog. Op Hem hebben wij de hoop gevestigd dat Hij ons ook verder verlossen zal, terwijl u ons ook mede te hulp komt door het gebed, opdat door velen dankzegging voor ons gedaan wordt voor de genadegave die door velen tot ons is gekomen" (2 Korintiërs 1:9-11).